Midden-Filippijnen: de
Visaya eilanden
Een gevarieerde tocht langs grote en kleine
eilanden rond de Visaya zee
eind februari - begin april 2005
Op weg naar de Filippijnen
Net buiten de Westpas in het rif van Palau vangen we een
prachtige mahi mahi vis. Daar kunnen we drie dagen van smullen. Op de overtocht
van Palau naar de Filippijnen in de laatste week van februari is het overdag
warm, 8-10 knopen wind uit het noordoosten en iedere zes uur de golven tegen,
waardoor de 'Alexandra' een aantal uur wat onrustig ligt. Af en toe komt de snelheid onder de drie knopen, dan starten we de
motor en varen een paar uurtjes op het 'dieselzeil'. 's Nachts
staan er een volle maan en een heldere sterrenhemel.
Zondagmorgen 27 februari 2005 zien we het eerste land van de
Filippijnen. We zeilen om de noordpunt van Siargao heen en gaan op zoek naar een
ankerplaats aan de westkust van dit eiland. Aan de noordpunt hebben we al wat
kano's op het water gezien en om de hoek schitteren de zinkplaten dakjes van een
dorp ons tegemoet. Dan horen we een hard motorgeluid. Bij goed luisteren blijkt
dit van een verre kano afkomstig te zijn. De kano's varen hier dus gemotoriseerd
rond. Het zijn simpele inbouwmotortjes
die direct de schroefas aandrijven, geen keerkoppeling dus en starten met
een starttouwtje. Ook een uitlaatdemper ontbreekt meestal geheel (of
gedeeltelijk).
Iets anders dat opvalt is dat de kano's hier twee zijdrijvers
hebben, aan elke kant een. Zo is de kans dat de boot omslaat kleiner geworden.
Her en der zwaaien we naar een kano die bij ons in de buurt vaart, maar een
reactie krijgen we niet. Nog lang blijft het knetterend geluid van de motor over
het water klinken. Halverwege het eiland, nabij de rivieringang naar het
plaatsje Del Carmen, vinden we een aardige plek om te ankeren. Er staat niet
veel wind dus we hoeven niet erg ver de rivier op te varen. In de monding laten
we het anker vallen. Op een grote drooggevallen zandbank zijn mensen op zoek
naar mosselen en andere eetbare schelpdieren. Als het water hoger komt, zien we
ze in de kano's stappen, maar niemand komt even langs om een praatje te maken.
Een heel andere sfeer dan in Papua Nieuw Guinea. Daar zou al volop gezwaaid zijn
en zouden er zeker kano's zijn langsgekomen. Even wennen dus, want je weet nu
ook niet of je welkom bent of niet.
We liggen heerlijk rustig en pas de volgende morgen vroeg
knetteren de eerste kano's voorbij om in de ochtendkoelte een vismaaltje bij
elkaar te vangen. We zien veel vissers en er is helaas geen wind. Op de motor
trekken we westwaarts tussen Mindanao en Dinagat eiland door. Op de zuidkant van
Dinagat eiland zien we op de heuvels bedrijvigheid van graafmachines in
verband met de activiteiten van de kobaltmijnen op het eiland. Op het water
komen we met name vissers tegen. Ook hier weinig reactie op onze welkomstgroet,
zodat we die maar achterwege gaan laten.
Naarmate we Raza eiland naderen zien we steeds vaker
stroomfiguren en draaikolken in het water. Deze worden veroorzaakt doordat het
tij-verschil aan beide kanten van Raza eiland een halve meter is. Een vreemde
situatie waardoor het water altijd onrustig is. We passeren Raza eiland op 'stil
tij' en kunnen zonder noemenswaardige stroomverplaatsing passeren. Voor de
vissers is het een interessante plek. Er liggen hier zeker twintig kano's!
Dan
trekken we noordwaarts en varen de baai tussen Nonoc en Sibale eiland in. We
zoeken een ankerplaats aan de hoge wal, hoewel er nog steeds bijna geen wind
staat. Hier in de baai ligt een lange houten loopbrug tussen de twee eilanden.
Aan beide uiteinden ligt een dorp. Er varen in de loop van de middag diverse
grotere boten de baai binnen die dan met een uurtje weer vertrekken. We
vermoeden dat het ferry's zijn. Hoewel de boten aanzienlijk groter zijn dan de
kano's waarmee gevist wordt, hebben ook deze boten twee zijdrijvers
(outriggers), en een grotere motor natuurlijk. Aan het eind van de middag laten
we de dinghy te water en varen tussen de visfuiken door naar een van de twee
dorpjes. We worden enthousiast verwelkomd en onze dinghy kunnen we tussen hun
boten leggen. We lopen tussen wat huisjes door naar de brug en dit blijkt een
bijna 400 meter lange redelijk degelijke houten brug te zijn. Hier en daar zijn
wat planken vervangen en op andere plaatsen moet dit nog gebeuren, maar we
kunnen er zonder problemen overheen lopen. Onder de brug zien we het water hard
langs de peilers stromen en het is dan ook te begrijpen waarom hier zoveel en
zulke grote visfuiken gebouwd zijn. De brug met entourage is een indrukwekkend
gebeuren, we komen een stuk of zes tegenliggers tegen en als we na een
kwartiertje aan de andere kant zijn, worden we ook daar hartelijk ontvangen. We
lopen het dorp door en overal zitten mensen buiten. Her en der spelen kinderen:
met een leeg limonadekratje, met een aantal stokken, op een hinkelbaan. Nergens
plastic speelgoed en overal plezier. Een groepje volwassenen legt de laatste
hand aan een met elkaar gebouwde kano, morgen vindt de proefvaart plaats!
Bij een sarisari winkeltje kopen we wat fruit en groenten.
Dit zijn een soort kioskjes waar zout, suiker, meel, rijst, brood en snoep
verkocht wordt. Meestal ook wat groenten en fruit uit eigen tuin of die van
buren en kennissen. Bij verschillende huisjes zien we fraaie planten in bakken
en op veel plaatsen bloeit Bougainville in roze en oranje kleuren. We lopen
terug over de brug en nemen dan ook nog een kijkje in het andere dorp. Hier
lopen de kinderen al snel achter ons aan en ze vinden het prachtig als we een
foto van ze maken. Als we vertrekken is inmiddels het halve dorp uitgelopen om
ons uit te zwaaien. Er wordt weinig tot geen Engels gesproken, maar de mensen
maken duidelijk dat ze ons bezoek op prijs stellen.
Zuid en Zuidoost Leyte
Dinsdag 1 maart hebben we een schitterende zeildag verder
oostwaarts. Om de punt van Panaan eiland staat 15-20 knopen wind en dat
zorgt voor een mooi tochtje. In de loop van de middag ankeren we tegenover de
plaats Liloan. Het waait nog steeds flink en de lucht begint donkerder te
worden, dus we zijn mooi op tijd en wachten de bui maar af.
's Nachts valt er
wat regen en neemt ook de wind af en de volgende morgen zien we nog wel een
grijs wolkenveld dat in de loop van de dag oplost. We hebben een klusdagje aan
boord en nemen de omgeving in ons op. Liloan in Sogod Bay is een van de weinige
plaatsen in de wereld waar regelmatig 'whalesharks' (walvishaaien) gesignaleerd worden, de
grootste vissen die er bestaan. Het zijn tamme dieren en het is mogelijk een
stukje met ze op te zwemmen. We hebben zwemvliezen en maskers klaarliggen om zo
nodig direct te water te gaan of anders in de dinghy te springen. Aan het eind
van de middag maken we de meeste kans, dus we zitten op de uitkijk.
We liggen geankerd naast een 'sanctuary', een natuurgebiedje
waar binnen de witte boeitjes niet gevist mag worden. Dit in de hoop dat vissen
hier de kans krijgen eerst groot te worden en zich te vermenigvuldigen voordat
ze het veilige gebied verlaten en door de vissers gevangen en opgepeuzeld of op
de markt verkocht worden. Een ander doel is het koraal weer gezond te krijgen.
Inderdaad zien we dat de locale vissers netjes buiten de boeien aan het vissen
zijn. We proberen nog weer eens wat contact te maken, maar er wordt mondjesmaat
teruggezwaaid en niemand komt in de buurt van de boot. Het kan zijn dat de
vissers geen Engels spreken. Over de 'whalesharks' kunnen we dus helaas ook
niets vragen en we zien ze niet voorbij zwemmen. Toch komt er na een dag een
kano naar de boot en het blijkt een plaatselijke pastor te zijn. Het is een
aardige man en hij heeft vier kokosnoten meegebracht. We nodigen hem en zijn
vrouw aan boord om wat te drinken en dan horen we dat er inderdaad regelmatig
whalesharks zijn, maar dat hij er de laatste tijd nog geen gezien heeft. We
worden voor het eind van de dag bij hem in het dorp uitgenodigd. De Filippijnse
dorpen zijn doorgaans groter dan we in PNG gewend zijn en er is op veel plaatsen
elektriciteit. Ook hier zien we een aantal sarisari winkeltjes en er staat zelfs
ergens een televisie in een van de huizen. In het huisje van onze pastor hangt ook een TL-lamp
en de banaantjes en mandarijnen die we aangeboden krijgen komen volgens ons uit
een koelkast. We zitten voor het huis met de pastor, zijn vrouw, zoon en een
vriend te praten en als het donker wordt, zoeken we onze dinghy weer op.
Vrijdag trekken we wederom met weinig wind zuidwaarts en gaan
voor anker bij 'Peter's Dive Resort' waar we leuk contact leggen met Peter en
zijn vrouw en dive-master David. Heel toevallig zijn er op het moment nog twee
Nederlanders in het resort en met elkaar maken we de volgende dag twee mooie
duiken op het Napantao Rif dat sinds een aantal jaar tot beschermd gebied is
verklaard en waar dus niet meer gevist mag worden. Het is een prachtige muur met
veel kleuren en veel soorten rif. Ook veel vis en David wijst ons steeds op veel
details, 'verborgen' visjes en 'naaktslakken' op het rif.
's Avonds eten we in het resortje in Padre Burgos dat ook
voor de verschillende niet-localen in de buurt een ontmoetingsplaats blijkt te
zijn. We maken kennis met de eigenaar van een hotel verderop langs de kust en
met Jurgen Schmeidt, een Duitser die 20 jaar geleden een opvangtehuis voor
verwaarloosde en misbruikte kinderen is gestart. Als documentairemaker bij een
van de Duitse omroepen kwam hij met de trieste situatie van deze kinderen in
aanraking en hij heeft destijds geld verzameld om een kindertehuis op te zetten.
Inmiddels gepensioneerd is hij nu 'fulltime directeur' (zonder salaris) van Childrens Village, een locatie met tien bungalowtjes waar ieder 10-12 kinderen
wonen. De kinderen worden door locale vrouwen verzorgd, er wordt in de huisjes
eten klaargemaakt, gegeten, gespeeld en geslapen. En 's zondags is er na de kerk
meestal een uitje naar het strand of bij slecht weer een film of handenarbeid in
de centrale ontmoetingsruimte. Zondag brengen wij een bezoek aan Childrens
Village en het is een prachtig dorp. De 'bungalowtjes' zijn met locale
materialen en in locale stijl gebouwd. In de tuinen staan overal bloemen en de
kinderen komen heel beleefd en netjes gedag zeggen als we langskomen. Er is een
sportveld en er is een gebiedje waar kippen, geiten en andere dieren gehouden
worden en waar de kinderen om de zoveel tijd dienst hebben. Zo leren ze met
dieren om te gaan en verantwoordelijkheid voor een taak te krijgen.
Er zijn momenteel 140 kinderen en Childrens Village heeft
geen eigen school, maar Jurgen heeft ervoor gezorgd dat de locale school
voldoende lokalen en materialen heeft en er worden drie leerkrachten uit de pot
van Childrens Village betaald. Zijn huidige project is het renoveren van het
provinciale ziekenhuis. In plaats van het locale bestuur geld hiervoor te geven,
waarvan hij weet dat meer dan de helft in de zakken van niet-werkers aan het
project terecht komt, organiseert hij de gehele renovatie zelf, neemt metselaars
en andere werkers in dienst en koopt ook de materialen zelf in. Zo wordt het
geld optimaal besteed en hebben heel wat locale mensen en hun familie er een
inkomen aan. Zeer indrukwekkend en inspirerend wat daar allemaal gebeurt. Voor
alle kinderen wordt geprobeerd een baan te vinden en dat lukt aardig. Er loopt
inmiddels een jonge architect rond die vanaf zijn 8e jaar in Childrens Village
heeft gewoond. Dat is een uitzondering natuurlijk, maar de kinderen krijgen echt
een kans. Zie http://kinderhilfe.zdf.de
Cebu eiland
Dan wordt het tijd naar Cebu te gaan. We zijn nog altijd niet
officieel in de Filippijnen, dus we moeten ons maar eens bij Immigration gaan
melden. In twee dagen varen we naar de kleine marina op Mactan eiland, pal voor
de kust bij Cebu City. Met een taxi gaan we naar het bureau van Immigration en
als we alle formaliteiten daar afgehandeld hebben, krijgen we een stempel in ons
paspoort en mogen 59 dagen blijven. Nabij de marina is een klein shopping
centrum met een grote supermarkt en daar liggen weer volop verse groenten en
fruit, maar ook alle soorten vis, kip en vlees.
Het is inmiddels woensdag 9 maart en 's morgens staan we
vroeg op om het dek en de gangboorden te soppen en te spoelen. Het is heerlijk
weer zoveel water te kunnen gebruiken en er komt heel wat vuil van het schip.
Het drogen gaat snel en rond 09.00 uur liggen we er weer keurig bij en hebben
wij koffie verdiend. Dan sluiten we de wasmachine aan en kan onze was weer eens
een goede wasbeurt in warm water krijgen. 's Middags een taxi naar een van de
grootste shopping malls, een luxe winkelcentrum, van Cebu waar de telefoonwinkels het meest opvallen.
Telefoneren in de Filippijnen is nog best duur, maar 'teksten', het sturen van
berichtjes, kost slecht een 1 pesos per bericht (1,5 Eurocent). Bijna iedere Filippino
heeft dan ook een mobieltje en je hoort constant piepjes om je heen van mensen
die een bericht ontvangen of die op hun telefoontje een nieuw berichtje
staan in te typen. Verder zijn er de nodige mode- en schoenenwinkeltjes en een
groot warenhuis. Daar vinden we een afdeling met DVD films. Allemaal in de
aanbieding, maar we moeten er wel een aantal bakken voor doorspitten om een stuk
of 15 aardige titels te vinden. En voor 3 tot 5 Euro per stuk hebben we daar
weer een paar uurtjes kijkplezier aan, meestal een uurtje per avond als de
generator aan staat of als we geen inspiratie hebben om cryptogrammen op te
lossen.
Natuurlijk gaan we ook een dagje op de toeristische toer in
Cebu en we beginnen de dag met een bezoek aan een Chinees meditatiecentrum. Dan
een stukje geschiedenis van Cebu aan de hand van vrij veel schilderijen in het
stadsmuseum waar we van de suppoost een handig plattegrondje van Cebu krijgen.
Voor het museum staat een standbeeld van de nationale volksheld José Rizal die
door zijn boeken de Filippino's bewust heeft gemaakt van het onderdrukkersbewind
van de Spanjaarden en die voor het verspreiden van deze wijsheid door de
Spanjaarden gevangen genomen en geëxecuteerd is (1896).
Fort San Pedro is een andere herinnering aan de Spanjaarden
en werd gebouwd in 1565 als uitkijk voor piraten (Nederlanders, Portugezen,
Engelsen). Een tentoonstelling in een van de ruimten geeft een mooi overzicht
van de onlangs ontdekte en boven water gehaalde voorwerpen aan boord van het
oorlogsschip 'San Diego' dat door de Nederlandse admiraal Olivier van Noort tot
zinken werd gebracht. Vanaf het fort lopen we door de warme en drukke straten
van Cebu naar de Basiliek San Nino, een oude en zeer traditionele kathedraal
waar als wij aankomen, midden in de week, midden op de dag, een Mis aan de gang
is en de kerk afgeladen vol zit met mensen. Mensen schuifelen de kathedraal in
en uit, er kruipen zelfs een aantal vrouwtjes op hun knieën door het middenpad
naar voren. Er zijn jonge mensen (in spijkerbroek) en oude vrouwtjes met een
kanten kleedje op hun hoofd. Alle leeftijdgroepen zijn wel vertegenwoordigd.
Naast de kathedraal is een buitenplaatsje en daar staan een aantal
heiligenbeelden op een verhoging. Er omheen een omheining waarop een zee aan
kaarsjes brandt. Ook hier schuifelen mensen rond de beelden en slaan af naar
zij-nisjes waar weer andere beelden baden in kaarslicht. Het is een devote en
plechtige processie terwijl we vanuit de kathedraal het koor horen zingen.
Nog een paar straatjes verder komen we in een open achthoekig
kapelletje met in het midden een groot houten kruis. Dit blijkt het kruis van
Magellaen, een zeevaarder uit Spanje, te zijn. Hij plantte een dergelijk kruis
in de 16e eeuw op deze plaats als teken dat het eiland Cebu en dus ook de rest
van de Filippijnen nu onder gezag van de Spaanse koning Philips II zou staan en
daarmee ook onder invloed van het christendom. Het huidige kruis is de omkisting
van de resten van het originele kruis. Gelovigen hebben in de jaren telkens
splinters van het originele kruis van Magellaen meegenomen. Het
plafond van het
kapelletje bestaat uit een groot schilderij waarin afgebeeld staat hoe Magellaen
destijds met zijn schepen en mannen in Cebu landde en daar het kruis plaatste
(nou ja, liet plaatsen, Magellaen stond zelf met de andere signeuren te kijken
naar hoe de 'indio's', de inlanders, dit voor hem regelden.).
Na de cultuur is het weer tijd voor wat ontspanning. We nemen
een taxi naar de westkant van Mactan eiland waar een aantal luxe en zeer luxe
hotels staan met eigen stranden, restaurants en zwembaden. Op de tocht erheen
vragen we de taxichauffeur dwars over het eiland te rijden en de route loopt dan
door een groot aantal dorpen waar veel mensen in kleine huisjes op elkaar wonen
en koopwaar en honden daar tussen een plaats vinden. We kiezen het meest luxe
hotel Sangri-La, gebruiken daar de lunch (tegen toeristenprijzen, maar
vergeleken met Europa nog steeds zeer betaalbaar) en brengen de rest van de
middag in en rond het uitgebreide tropische zwembad door. Aan het eind van de
middag nemen we nog een kop koffie in de lobby van het hotel: een prachtig
houten plafond en vloer, en ook trap is van hout en fraai bewerkt. We zitten er
heerlijk rustig en er is een keur aan kranten en tijdschriften. Het personeel
dat in de restaurants bedient, bij het zwembad toezicht houdt of als hostess de
gasten te woord staat, zijn voor een groot deel studenten van de universiteit
van Cebu. Een leuke bijverdienste en tevens de mogelijkheid om met Europeanen en
Amerikanen in contact te komen en de Engelse taal in praktijk te brengen. Engels
is overigens naast een van de twee grotere Filippijnse talen een verplicht vak
op school en het is de tweede taal die in het land gesproken wordt. Op de
terugweg rijdt de taxichauffeur de standaard weg voor toeristen en dit is een
mooie weg langs de kust waar we nauwelijks een dorp tegenkomen. Het verschil
tussen arm en rijk op zo korte afstand van elkaar is wel weer heel zichtbaar.
Toch zullen veel localen een baan bij de hotels, als taxichauffeur of in de
'souvenir-industrie' hebben.
In het winkelcentrum nabij de marina kunnen we ook
internetten, zit een Taiwanese kapper en eten we heerlijk bij de Thai. In het
Café de France vinden we goede koffie en croissants of een stokbroodje. En in
het café bij de jachthaven worden ook smakelijke maaltijden geserveerd.
Een luxe weekje dus.
Maar vrijdag 18 maart hebben we onze wassen gedraaid, klussen uitgevoerd, doen
we de laatste boodschappen en poetsen de dinghy nog een keer
goed schoon voordat we verder de Filippijnen in trekken. Er is weinig wind dus
het wordt een motortochtje naar de Camotes eilanden tussen Cebu en Leyte eiland.
En vandaar een mooi zeiltochtje terug naar de kust van Cebu eiland om bij Port
Carmen naar binnen te varen. We gaan voor anker in de noordbaai. Met de dinghy
gaan we op weg naar de twee scheepswerfjes die nabij Danau, iets ten zuiden van
Carmen, liggen. We willen kijken of we hier teakhout kunnen kopen dat we voor
een aantal reparaties aan het dek nodig hebben. Verder hebben we nog een lijstje
met typische watersport benodigdheden. De illusie is echter groot. Hoewel er
heel wat grotere schepen liggen en ook een jacht of tien, lijkt ons dit toch
geen plaats om werkzaamheden professioneel te laten uitvoeren. Voor
doe-het-zelvers wellicht een paradijs en waarschijnlijk zeer goedkoop. De tien
jachten, die overigens niet klein zijn of er verwaarloosd uitzien, liggen aan
zelfgebouwde steigertjes in een sloot waar eb en vloed elkaar afwisselen, maar
waar ook het was- en afwaswater en de rest van de tien 'scheepshuishoudens'
doorgespoeld moet worden. Bovendien is het er erg warm met weinig wind. Het
enige teak dat aangeboden kan worden zijn een paar plankjes die ooit van een
ander jacht zijn gesloopt. Bestellen is in feite niet mogelijk. We kunnen hier
snel weer vertrekken.
Malapascua eiland
Ons volgende reisdoel is Malapascua ten noorden van Cebu
eiland. We ankeren aan de westkust en daar liggen we voor de overheersende N, NO
of O winden, voor zover die willen komen, beschut. Met de dinghy varen we naar
de zuidkant waar het belangrijkste toeristengebeuren plaatsvindt. Er is een
mooi strand met verder alleen appartementen, restaurantjes en duikshops.
Iedereen komt hier in feite om te duiken, zo ook wij. We kiezen het vrij nieuwe
'Thresher Shark Divers', een bedrijfje dat hier pas een aantal maanden actief is
en adverteert dat ze nieuwe spullen en de snelste boot van het eiland hebben.
Eigenaresse is Andrea, een Engelse die ook in Amerika gewoond heeft, al jaren
duikt en nu een eigen toko op Malapascua heeft opgezet. In de loop van de middag
brengen we er onze duikspullen en maken concrete afspraken.
Eind van de middag nemen we een kijkje in de village nabij
onze ankerplaats aan de westkant van het eiland. Als we op het strand komen zien
we een veelheid aan kleurrijk geschilderde banca's liggen. We hebben al heel wat
vissers op het water gezien, maar dit blijkt toch wel een groot dorp te zijn.
Zoals we inmiddels een beetje gewend zijn, vallen de mensen niet op door een
uitnodigende vriendelijkheid. Maar her en der wordt onze groet beantwoord en als
we een man met een mooie haan vragen of hij op de foto wil, poseert hij trots
met een gulle lach. De kinderen vinden op de foto gaan ook mooi en zo krijg je
toch een gesprekje op gang. Aan de andere kant van het dorp ligt wederom een
strand vol banca's en hier staat een groepje meisjes dat we ook op de foto
zetten. De moeders vinden dat prachtig en ze staan vriendelijk naar ons te
zwaaien. We denken dat in dit dorp weinig Engels wordt gesproken en men daardoor
wat minder toeschietelijk is.
De volgende morgen moeten we vroeg op. Om half 6 vertrekken
we met de houten banca 'Amy' van de duikclub naar de Monad Shoal (ondiepte in het
water). We duiken naar 20-22 meter onder water en komen op een redelijk kale
vlakte. Onze duikgids leidt ons een beetje naar de rand van de plaat en daar
gaan we in een groepje, we zijn met z'n vieren, op de bodem zitten of blijven
stil vlak boven de bodem hangen. We speuren in het rond en zien een stukje
verder nog twee groepjes duikers hun positie innemen. Onze gids maant ons een
stukje naar voren te gaan en daar zien we een grijze gestalte een paar meter
schuin boven ons zwemmen. Een echt grote zilvergrijze haai van 5-6 meter met een
enorm lange staart van 2-3 meter. Dat is hem dus: de thresher haai, zijn staart
lijkt op een zeis en in het Engels wordt hij daar ook naar genoemd. In het
Nederlands wordt deze haai een 'voshaai' genoemd, minder toepasselijk eigenlijk,
wij stellen 'zeishaai' voor.
Ik kijk toevallig achterom en zie er dan nog een aankomen. Snel de anderen
gewaarschuwd en een tweede thresher shark zwemt rustig een paar meter boven ons
langs! De lange staart wappert sierlijk achter het logge lichaam aan. Inmiddels
zitten er zo'n vijf groepjes duikers onder water en af en toe verplaatsen we ons
een stukje om de twee haaien die rond de plaat blijven zwemmen goed te kunnen
zien. Normaal zwemmen de thresher sharks in veel dieper water, maar om de een of
andere reden komen ze (bijna) iedere morgen naar de Monad Shoal om zich door
kleinere visjes te laten reinigen. Een 'cleaning station' noemen ze zo'n plaats
waar grotere vissen gebruik maken van de diensten van kleinere vissen die zich
voeden met parasieten, mosseltjes en andere hapjes die ze van de huid en tussen
de vinnen van de thresher sharks weghappen. Zeker 20 minuten zien we de sharks
rondzwemmen en dan trekken we verder de plaat over, bekijken nog wat andere
visjes en planten, en zoeken dan het zonlicht boven water weer op. Een prachtige
ervaring.
Terug op het strand van Malapascua eiland is het net half 8
geweest en tijd voor een ontbijt. Geroosterd brood met een omeletje, koffie en
een vruchtensap. We komen weer helemaal bij en bereiden ons voor op een tweede
duikexpeditie die dag naar Gato eiland. We zijn nu met zeven duikers en ook
Andrea gaat mee als duikgids. Het is met de banca een uur tegen de wind in
motoren, maar dan kunnen we in de luwte van het eiland voor anker. Gato eiland
ligt vrij afgelegen in zee en is een verboden gebied voor vissers. We maken er
zowel voor de lunch als erna een prachtig duik. Het is een wat grillig landschap
onder water met interessante geulen, smalle doorgangen en overhangende rotsen.
Er is volop koraal en in de fantastische gekleurde waaiers gaan we op zoek naar
zeepaardjes. We zien een grotere van 5 cm bij de stam en helemaal verstopt in de
koraalwaaier zelf zien we 'pygmee' zeepaardjes van misschien 1 cm lang. Verder
verschillende slapende reefsharks onder rotspunten en in grotten, alsook een
aantal zeeslangen.
Biliram
Maandag 28 april om half 8 gaat het anker op en met een
beetje wind vertrekken we naar het eiland Biliram ten noorden van Leyte. Dinsdag
bezoeken we daar een nabij gelegen locaal resortje. De eigenaresse is een
gepensioneerde onderwijzeres. Als we onze lunch van geroosterde kip met rijst willen
afrekenen, worden we uitgenodigd in de keuken aan de ronde tafel plaats te
nemen en daar hebben we een gezellig gesprek met de Filippijnse eigenaresse. Het
is een statig en kloek dametje dat met een groot kasboek voor zich zit en ons
intussen het bezoekersboek toeschuift. Haar man is eveneens gepensioneerd maar
werkt nog een paar ochtendjes voor de Cooperatie van Almeria. Zij biedt haar
aircon auto en chauffeur aan om een tochtje naar de
rijstterrassen te maken. Op
de terugweg halen we dan haar man van zijn werk op. We rijden eerst door de
diverse dorpen waar de rijst op stukken plastic direct langs en soms op de weg
ligt te drogen. We moeten herhaaldelijk over een deel van
de rijs t heenrijden, maar de warenwet komt hier waarschijnlijk niet langs voor controle.
Biliram
is vanwege een aantal hoge bergen op het eiland zeer vochtig en groen en er kan
driemaal per jaar rijst geoogst worden (standaard is tweemaal). We willen ook
graag wat karabao's (ossen) in actie zien, maar die staan inmiddels in de
slootjes om af te koelen omdat het te warm is geworden. Dan maar wat foto's van
de karabao's in het water. De mensen werken na een kleine lunchpauze gewoon
door. De trapsgewijze akkertjes waarover langzaam van boven naar beneden het
water stroomt, vormen een fraai panorama.
Bij het huis(je) van een kennis, nicht of ander familielid
van de chauffeur stoppen we en bewonderen een deel van de collectie huisvlijt
van deze familie. Er zijn aardig gevlochten tasjes en ook de placemats zien er
goed uit. Als toegift krijgen een pakje gepofte rijstkoekjes van de nicht. Dit
wordt in cooperatie met andere families gemaakt en iedere familie stopt een
eigen etiketje in het zakje met 16 koekjes. Lekker hoor!
Van Leyte noordwaarts
Vanaf Biliram trekken we iedere dag een of meerdere eilandjes
verder naar het noorden. Op Ginuroam gaan we 's middags snorkelen en hebben we rond
zonsondergang de complete vissersvloot om ons heen liggen. De eerste vissers
komen wat lomp over. Ze leggen hun boten stil, doen de motor uit, steken een
sigaret op en gaan met elkaar over onze boot zitten praten, terwijl ze onze
groet en onze aanwezigheid volkomen negeren. We doen alsof we geïnteresseerd
naar ze luisteren en ook de volgende vissers die eraan komen, blijven we stuk
voor stuk groeten. Dan blijken er toch een paar sociale lieden te zijn en er
komt een gesprekje op gang. We bewonderen hun boten en vragen naar de motoren
die erin zitten. Ze willen dan onze dinghy en buitenboordmotor ook wel wat beter
bekijken. We maken wat grapjes over en weer en met een half uurtje trekken de
bootjes een voor een verder het water op om hun tactische posities voor de
avondvangst in te nemen. De netten worden uitgezet en dan hoor je een tijdje
helemaal niets meer op het water. Als het nog donkerder wordt, gaan op de
verschillende bootjes een of twee redelijk felle lampen aan waarmee de vissen
naar de netten gelokt moeten worden. Af en toe wordt er een motor gestart en
naar een andere stek gevaren. Het is bijna een muur van lichtjes waar we
tegenaan kijken en het wordt alleen maar donkerder. Rond een uur of negen, we
zitten dan inmiddels binnen, horen we de vissers terugvaren. Allemaal vlak langs
de 'Alexandra' met die knalpotjes. Nou ja, zoveel is hier waarschijnlijk ook
niet te beleven en morgen varen we weer door.
Naar Maripipi eiland, een mijl of 20 verder. We vinden een
ruime baai zonder swell, met uitzicht op de Sambawan eilanden en het anker houdt
goed. We gaan naar de kant en verkennen het dichtstbijzijnde dorp. Het ziet er
overal keurig uit. Tuinen en erfjes zijn aangeveegd en langs de weg staan
op vaste afstand van elkaar fraaie planten als afscheiding. We kunnen een
motorfiets met chauffeur huren en die wil ons wel het eiland rondrijden. We
klimmen met z'n tweeën achterop het motorfietsje. De erg steile stukken moeten
we even zelf lopen en ook als de weg ophoudt, wandelen we de ontbrekende paar
honderd meter tot waar onze chauffeur weer op ons staat te wachten. Ergens
halverwege stoppen we bij een sarisari winkeltje om 'benzine te tanken'. Dit
wordt hier per liter in een gebruikte limonade- of colafles verkocht en direct
door de chauffeur in zijn tank gegooid. Ruim voldoende om weer naar de andere
kant van het eiland te komen. Onderweg zien we diverse scholen en de gebouwtjes
zien er netjes uit. Aan de kant van de weg staat meestal een groot bord met de
naam van de school en ook is overal een sportveld aanwezig.. In de plaatselijke
Co-op winkel in de 'hoofdstad' van het eiland halen we nog wat spulletjes en dan
zijn we met een kleine twee uurtjes het eiland rond.
Volgende stop is Almagro eiland en zondag 3 april bereiken we
Tagapula waar we in een baai met drie huisjes voor anker gaan. De
families hebben uitgebreid staan kijken naar hoe wij in hun baai neerstreken,
maar we zien verder geen actie om naar ons toe te komen. We stoppen een zak
rijst en een blik vis in een plastic zak en voor de kinderen nemen we ballonnen
mee en varen richting hun eigen kano's. Er is een redelijk steil strand met
grote keien waar we op onze watersandaaltjes overheen klauteren en zien dat de
families inmiddels weer 'op de uitkijk' staan. We maken kennis met een van de
broers die hier met hun families wonen en geven hem onze 'handelswaar'. Hij
roept zijn vrouw erbij, maar geen van beiden spreken Engels. Een van de meisjes
wordt naar voren geschoven om het woord te doen. We kunnen echter wel aan hun
duidelijk maken dat we graag een aantal verse kokosnoten willen hebben. De
andere broer komt erbij en een van zijn zoontjes klimt met een groot 'bosmes'
een klapperboom in en daar horen we de noten al naar beneden ploffen. Ze vragen
of we de husk, de schil eraf willen hebben en dan gaan twee mannen rap met hun
messen aan de slag. Dat gaat hier weer anders dan in Vanuatu en PNG en we staan
de kunst dus even af te kijken. Even later lopen we met zes verse kokosnoten
over de keien terug naar de dinghy en er wordt uitgebreid gezwaaid als we
terugvaren naar de boot. 's Avonds komen er nog wat vissertjes de baai invaren
om naar de 'Alexandra' te kijken.
Destacado eiland
Maandag 4 april vertrekken we zonder wind, maar onderweg
kunnen we het zeil hijsen en met 15-20 knopen wind zeilen we Lode Baai op
Destacado eiland in. Het is een heel wijde baai waar het stadje vrij uitgebreid
langs de kant ligt. We varen helemaal door naar de noordoost hoek, omdat we op
de weerkaartjes hebben gezien dat er een kleine depressie moet passeren en daar
zou wel wat wind uit kunnen komen. We liggen hier voor een kleine nederzetting
en daar komen twee dametjes met een kind naar ons toe gepeddeld. Het ene dametje
loopt met een aantal verse kokosnoten over de smalle kano om ze ons aan te
reiken. 'Sugar sugar, give me sugar' vraagt ze ons en we belonen haar
ondernemerschap met een pondje suiker in een mooi afsluitbare glazen pot. Dat
vindt ze prima en ze nodigt ons uit bij haar familie langs te komen. 'Very clean
our place' probeert ze ons te overtuigen. We zeggen haar toe morgen langs te
komen en vragen of zij de 'lola' van het kind is. 'Lola' is het woord
voor grootmoeder in
de twee belangrijkste Filippijnse talen en ze begint te lachen als ze hoort dat
wij dat woord kennen.
Tegen de avond is ze weer terug met twee kleinzonen die haar
kano peddelen. We hebben de dinghy inmiddels te water gelaten en lola is nu
behendig aan boord van de 'Alexandra' geklommen. De kleinzonen volgen en we
zitten op het achterdek met de bananen en eieren die we aangeboden krijgen.
Lola, die overigens Isabella heet, heeft het prima naar haar zin en zet de
onderhandelingen maar gelijk in. Voor de bananen, die van iemand anders zijn,
wil ze graag 35 pesos hebben (fl. 1,25) en voor de 6 eieren opnieuw suiker. Ze
vertelt er diverse keren bij dat ze een arme vrouw is, maar ze ziet er keurig
uit en haar charme heeft ons al gauw voor haar gewonnen. Inmiddels is de kano
van de kleinzonen weggedreven, het knoopje zal wel niet zo professioneel in het ook al
niet zo stevige lijntje zijn gelegd. Zowel 'lola' als de oudste kleinzoon
pressen de jongste kleinzoon het water in te gaan om de kano terug te halen. Met
kleren en al duikt hij het water in en komt even later met de kano terug. De
koop is inmiddels gesloten en met een snoepje voor allemaal
vertrekt het groepje weer.
Dinsdagmorgen na de koffie gaan we eerst naar
Isabella en
haar familie. Ze leeft met vier dochters, schoonzonen en kleinkinderen op een
klein stukje grond met een stuk of vijf huisjes. Twee dochters spreken aardig
Engels en de hele familie loopt uit om ons te zien en even met ons te praten. We
krijgen van een andere 'lola', waarschijnlijk de buurvrouw, ieder een stuk
gekookte casavewortel aangereikt en moeten op de bankjes onder het afdak
plaatsnemen. De groep familie is echter inmiddels zo groot dat we daar niet
allemaal onder kunnen, dus blijven we buiten tussen de tuintjes staan praten. We
vragen wie de vissers van de familie zijn en of ze ook een voedseltuin hebben.
Bij welke provincie in de Filippijnen ze horen, wat er in 'town', in het stadje
te beleven valt en wat voor ferry's er allemaal komen. En zij willen weten waar
we vandaan komen, waar we allemaal geweest zijn, enz. We maken foto's van de
familie en de cactus in een van de tuintjes. Dit is een manshoge plant waar op
iedere scheut de naam van een familielid staat ingekrast. Als we vertrekken
worden we weer door iedereen uitgezwaaid, een leuk contact via onze 'lola'
Isabella.
' s Middags brengen we een bezoek aan het stadje. De
kinderen zijn hier een beetje brutaal. Ze blijven op veilige afstand van ons en
schreeuwen dan: He Americano, what's your name? What are you doing here? We
besluiten dit maar even te negeren maar hebben toch al snel een groep kinderen
achter ons aan. Het is duidelijk dat op dit eiland zo goed als nooit een blanke
komt. We zeggen de mensen onderweg gedag en ze staan dan perplex dat we hier
zomaar rondlopen. Bij een sarisari winkeltje zien we wat groenten en maken
gelijk een praatje met het echtpaar dat de shop runt. Ze praten een beetje
Engels en vinden het leuk dat we bij hen iets willen kopen. Ze bedanken ons
uitgebreid voor onze komst en krijgen een hand. Als we verder lopen en een
jongen opnieuw naar ons loopt te roepen, horen we dat volwassenen de jongens tot
orde manen en dan lopen we, met een steeds groeiende groep kinderen achter ons
aan, verder het stadje door. Bij een ander sarisari winkeltje halen we wat
tomaten en het vrouwtje vergeet bijna af te rekenen, zo enthousiast is ze. Op
een derde plaats halen we een kooltje en wat aardappels en als ik me naar een
paar jongens omdraai om duidelijk te maken dat de volgende zijn bestelling bij
de mevrouw van het winkeltje mag doen, is het even stil, maar moeten ze lachen
en hollen snel weg. Terug bij het strandje duwen we de dinghy het water in en de
hele kade staat vol om ons uit te zwaaien.
's Nachts hebben we een flinke regenbui waardoor 's morgens
alles iets langer fris is. Om 09.00 uur ankerop en met een beetje wind trekken
we om Destacado eiland heen en verder noordwaarts richting de Naranjo groep. Op
de kaart zien we al dat er veel stroming staat en dat gaan we steeds meer
merken. Met toch wel wat moeite en motor bij komen we de eilandengroep door.
Voor ons ligt dan de Ticao Pass, het verlengde van de San Bernardino Strait, de
grote toegang van de Pacific Ocean tot de Filippijnen. Er staat hier daarom nog
steeds veel stroom en inmiddels ook 20-25 knopen wind, maar die kunnen we
gunstig gebruiken. Het blijkt dat we door de stroming bijna dwars door het water
gaan, maar de GPS geeft 5-6 knopen snelheid in de goede richting aan, dus zijn
Hans zijn berekeningen van het tij gelukkig goed. Aan de overkant van de Ticao
Pass komt langzaam maar zeker de kust zuidoost Luzon te voorschijn.
Terug naar top